Van stadssnelweg naar publieke ruimte

De Kleine Ring vandaag

Voor wie de dagelijkse verkeersinformatie volgt, is de Brusselse Kleine Ring een bekend begrip. Dat het hier, behalve om een van de drukste verkeersaders van de hoofdstad, ook gaat om een onbebouwd gebied van bijna 50 hectare, is minder geweten. Over de betekenis van dit gebied in de structuur en in het functioneren van de stad is tot hier toe immers nauwelijks nagedacht. Nochtans is het de eerste, noodzakelijke stap om tot een totaalvisie op de ringruimte te komen.

De Kleine Ring: ogenschijnlijk een circulaire verkeersruimte © Rien van de Wall

Ogenschijnlijk een circulaire verkeersruimte.
© Rien van de Wall

Bekijken we de Kleine Ring als een ruimte, dan merken we gauw dat de lanen veel minder ‘grens’, ‘circulaire figuur’ en ‘ring’ zijn dan algemeen wordt aangenomen. Het beleid gaat op een ambigue manier met deze drie noties om: impliciet erkent het de heterogeniteit van het gebied, maar tegelijkertijd houdt het vast aan de figuur van de Vijfhoek. Het loslaten van deze concepten maakt het mogelijk om nieuwe ontwikkelingsperspectieven voor de boulevards te formuleren.

Een weg… of een ruimte? | Geen grens | Geen circulaire figuur | Geen ring

Een weg… of een ruimte?

Een ruimtelijke benadering van de ringlanen is op beleidsniveau vandaag onbestaande. Noch bij het Brussels Gewest, noch bij de gemeenten wordt nagedacht over de betekenis van de ringlanen als een stedelijke structuur (op macroschaal) en als openbare ruimte (op microschaal). Een en ander heeft ongetwijfeld te maken met het feit dat driekwart van het tracé samenvalt met een gemeentegrens. Zowel voor de Stad als voor elk van de aangrenzende gemeenten is de ringruimte een periferie, een stukje niemandsland.

De Kleine Ring is ook een ruimte © Rien van de Wall

Ruimtelijke kwaliteit?
© Rien van de Wall

Bij gebrek aan een gedeelde ruimtelijke visie zijn de lanen veroordeeld tot een loutere verkeers- en passageruimte. Dit wordt duidelijk in de beleidsplannen, die zich nauwelijks uitspreken over de Kleine Ring, maar wel het behoud van de doorstroming van het gemotoriseerd verkeer op de lanen onderstrepen. [1] Het verkeerscirculatieplan voor de Vijfhoek, dat met de uitbreiding van het centrale voetgangersgebied gepaard gaat, maakt aan elke weggebruiker duidelijk: de Kleine Ring is een circulaire verkeerscollector.

Voor een aantal fragmenten van het ringtracé zijn in de voorbije jaren weliswaar plannen opgesteld en worden projecten uitgevoerd. Denken we aan het Rogierplein, de boulevards op de kanaaloever en de Ninoofsepoort. Andere staan op stapel. Het overgrote deel van de ingrepen wordt echter ingegeven door factoren extern aan de figuur en de functie van de ringlanen.

Bij de ingrijpende wijzigingen in het stadscentrum heeft zich sinds kort de kwestie van de zorgbarende toestand van een aantal tunnelinfrastructuren gevoegd. Een – ruimtelijke! – denkoefening over de toekomst van de stadssnelweg is vandaag meer dan ooit aan de orde.

Geen grens

 

De Kleine Ring: geen grens

Het tracé van de Kleine Ring is in de geesten van zowel inwoners als gebruikers van de stad een bijzonder sterke figuur. De Vijfhoek is synoniem aan het stadscentrum en de Kleine Ring is de begrenzing van dat centrum. Een studie van de situatie op het terrein toont echter dat dit vooral mentale en institutionele constructies [2] zijn, die weinig aansluiting vinden bij het hedendaagse sociaal-ruimtelijke functioneren van de stad.

Wijken sociaal-economisch gelijkaardig

© Rien van de Wall

Al in 1880 had de verstedelijking overal de ringlanen overgestoken. [3] Sindsdien zijn de sociale en economische karakteristieken van de wijken aan weerszijden van de ringruimte bijzonder gelijkaardig. [4] Sommige buurten zijn voor hun basisvoorzieningen bovendien aangewezen op de overkant. [5] De scheidende werking van de stadssnelweg is in dat opzicht bijzonder problematisch.

Overigens is de gelijkstelling van Vijfhoek aan centrum niet zo vanzelfsprekend. Sinds de uitbreiding van de voetgangerszone richt het stadsbestuur zijn inspanningen op het ‘hypercentrum’, begrip dat in de officiële berichtgeving almaar vaker opduikt. De wijken tussen dat hypercentrum en de Kleine Ring lijken zich in een soort twilight zone te bevinden.

Geen circulaire figuur

 

De Kleine Ring: geen circulaire figuur

Het idee dat de ringlanen een samenhangende, circulaire ruimte vormen, kan evenzeer in vraag worden gesteld.

De ringlanen ca. 1850. Schets gebaseerd op ULB-onderzoeksproject 'Le Diable à Bruxelles'

De ringlanen ca. 1850. Schets gebaseerd op ULB-onderzoeksproject ‘Le Diable à Bruxelles‘.

Om te beginnen hebben de boulevards zich van bij hun aanleg in de negentiende eeuw geënt op de aloude dichotomie tussen de volkse buurten in de vallei en de hoger gelegen, burgerlijke stadswijken. Dat is in 200 jaar geenszins veranderd. In de bovenstad fungeren de ringlanen als een as die macht en prestige dient af te beelden: aanvankelijk als wandelpromenade langsheen paleizen, statige herenhuizen en gebouwen van wetenschappelijke instellingen, vandaag als grootstedelijke verkeersweg in een landschap van kantoortorens en hoofdzetels. In de benedenstad aan het kanaal doorkruisen de lanen volkse wijken – wijken die in de negentiende eeuw gonsden van industriële activiteit, maar die het wegtrekken van de industrie in recenter tijden nooit helemaal te boven gekomen zijn. Dat de bebouwing langs de boulevards zich hier amper onderscheidt van haar omgeving, zegt veel over de betekenis van de as in dit deel van de stad.

Met de verstedelijking van het ommeland verdween het oorspronkelijke circulaire karakter van de boulevards. Zij waren voor de architecten van de stadsuitbreiding, zoals Victor Besme, een instrument om de nieuwe wijken structuur te geven. In de Leopold II-laan ligt de ultieme ontkenning van de circulaire figuur: een fragment van de ring, de noordelijke boulevards, werd in één lijn doorgetrokken naar de basiliek van Koekelberg. [6]

Geen ring

 

De Kleine Ring: geen ring

Dat de idee van een circulaire figuur niet spoort met de realiteit, geldt in ruimtelijk opzicht, maar ook aangaande de mobiliteit. Bij de aanleg van infrastructuur voor het autoverkeer en het openbaar vervoer in de naoorlogse decennia lag de prioriteit steeds op de noordelijke en oostelijke ringlanen. Op de lanen naar en in de bovenstad werden weg- en metrotunnels gebouwd. Op de westelijke lanen circuleert het autoverkeer bovengronds en rijdt er geen metro, maar een tram. Hieruit blijkt dat het beleid de verschillen in de verkeersfuncties van de boulevards eigenlijk altijd onder ogen heeft gezien.

Verkeersintensiteiten in de tunnels

Verkeersintensiteiten in de tunnels.

Als gevolg van de zeer onderscheiden inrichting functioneert de Kleine Ring ook in de praktijk niet als een ring. Het belangrijkste uitwisselingspunt van verkeer tussen de Kleine Ring en de radiale structuren situeert zich aan de kruispunten Kunst-Wet en Belliard, midden in de kantorenzone van de bovenstad en de Europese wijk. Bijgevolg worden op de noordelijke en oostelijke lanen de hoogste verkeersintensiteiten gemeten. Op het vak vanaf Louiza westelijk valt het aantal voertuigen met de helft terug.

Als geen andere plek toont de knoop Sainctelette-IJzer hoe weinig de circulaire figuur in werkelijkheid betekent, zowel in ruimtelijk als in verkeersopzicht. Dit punt is vooral een kruising van oost-west en noord-zuid gerichte stromen. Ook het verkeer op de relatie Leopold II-laan – Vlaamsepoort is omvangrijk. Het aantal voertuigen dat het tracé van de Kleine Ring volgt, is echter verwaarloosbaar.